Een politieambtenaar reed in 2007 in privétijd onder invloed van alcoholhoudende drank. Het alcoholgehalte bleek 355 ug/l. Er werd een voorwaardelijk ontslag opgelegd. In 2017 ging het in privétijd wederom fout. Bij controle bleek het alcoholgehalte 300 ug/l. De korpschef heeft een onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard en betrokkene voorwaardelijk strafontslag opgelegd met een proeftijd van drie jaar en inhouding van een half maandsalaris. De rechtbank overwoog hierbij dat de proeftijd van het eerder opgelegde voorwaardelijk strafontslag al geruime tijd was verstreken. Voorts was de straf volgens de rechtbank niet evenredig aan de verweten gedraging. De korpschef ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep kende veel gewicht toe aan de omstandigheid dat betrokkene eerder soortgelijk gedrag had vertoond en zijn gedrag ernstig afbreuk heeft gedaan aan de aan hem als politieambtenaar te stellen eisen. De Raad oordeelde dan ook dat het onvoorwaardelijk ontslag terecht was opgelegd.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CRVB:2020:3213
Beoordeling
De Centrale Raad van Beroep heeft in de uitspraak overwogen dat voor het antwoord op de vraag of een opgelegde straf als (on)evenredig moet worden beschouwd, de feitelijke aard en ernst van het vastgestelde plichtsverzuim, alle relevante omstandigheden in aanmerking genomen, bepalend zijn . In dit verband verwijst de Raad naar zijn eerdere uitspraak van 5 juli 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX0516. In het geval van onze politieambtenaar is eerder plichtverzuim gepleegd en heeft deze wederom het in hem gestelde vertrouwen beschaamd. De Raad acht bij de boordeling niet van belang dat tussen de bestraffing van betrokkene in 2008 en het incident in 2017 een periode van negen jaar is gelegen en de destijds opgelegde proeftijd is verstreken. Betrokkene was, aldus de Raad, een gewaarschuwd man.