Er lagen drie verschillende dringende redenen aan het ontslag ten grondslag: 1) ongeoorloofde afwezigheid, 2) het niet nakomen van afspraken en 3) het door werknemer verkondigen van onwaarheden. De kantonrechter overwoog dat werknemer alleen dan ongeoorloofd afwezig was geweest indien vast staat dat de werknemer in de periode van afwezigheid arbeidsgeschikt was. Dit was door werknemer betwist en werkgever had niet de bedrijfsarts ingeschakeld. Daarmee was de eerste opgevoerde dringende reden van de ongeoorloofde afwezigheid, van tafel. De twee andere dringende redenen waren tussen partijen niet in geschil. Werknemer weet zijn handelen aan ziekte. Daarvan was de kantonrechter evenwel niet gebleken. Het verzoek van werknemer tot vernietiging van het ontslag, werd dan ook afgewezen. Wel was komen vast te staan dat werknemer psychische problemen heeft. Van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer was daardoor voor de rechter geen sprake. Ook had werknemer gedurende dertig jaar grotendeels goed gefunctioneerd. Om deze redenen volgde toewijzing van de transitievergoeding (€79.000,– bruto).
Rechtbank Noord-Holland 9 mei 2018 (niet gepubliceerd).