Overgang van onderneming

Terug naar overzicht

Een knipoog naar het Albron-arrest

De Rechtbank Midden-Nederland beoordeelde recentelijk een interessante kwestie. Het ging om de vraag of sprake was van overgang van onderneming. Vijf werknemers vorderden in kort geding wedertewerkstelling bij en loondoorbetaling door de overnemende onderneming. De kantonrechter oordeelde in kort geding dat voldoende aannemelijk was dat de overnemende partij dezelfde diensten van de overdragende partij had voortgezet. De dienstverlening werd hoofdzakelijk door mensen verricht. Ook was komen vast te staan dat de overnemende onderneming de digitale, administratieve en technische data en faciliteiten van de overdragende onderneming heeft voortgezet en in haar bedrijfsvoering heeft geïntegreerd. Ook waren daarvoor contracten met derden overgenomen. Voorts oordeelde de kantonrechter dat voor de vraag of de identiteit van de onderneming na overgang behouden is gebleven, ook dient te worden gekeken naar personen die op basis van een overeenkomst van opdracht bij de overnemende partij werkzaam waren.

Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland niet gepubliceerd.

Beschouwing

De gedachtegang in de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 27 januari 2021 (niet gepubliceerd) sluit aan bij de overwegingen van de Hoge Raad in het bekende Albron arrest (ECLI:NL:HR:2013:BZ1780). In dit arrest heeft de Hoge Raad het begrip werkgever in de zin van artikel 7:663 BW uit oogpunt van rechtsbescherming ruim uitgelegd. Voor de vraag of in dat geval sprake was van overgang van onderneming overwoog de Hoge Raad dat de omstandigheid dat de betrokken werknemers geen arbeidsovereenkomst hadden met de overgedragen onderneming, maar in dienst waren bij een dochteronderneming, aan overgang van onderneming niet in de weg stond.