Als er een vaststellingsovereenkomst is gesloten waarin finale kwijting is bedongen wil dat niet altijd zeggen dat daarmee de kous af is. Discussie hierover deed zich voor in een zaak die in november 2018 aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd voorgelegd. Partijen kwamen in augustus 2012 overeen dat in het kader van een formele ontbindingsprocedure bij de kantonrechter aan de boventallig verklaarde werknemer tegen finale kwijting een vergoeding van € 320.432,00 bruto zou worden toegekend. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst dienovereenkomstig. Werknemer meende vervolgens evenwel ook nog aanspraak te kunnen maken op wachtgeld. Het hof ging hier niet in mee. Onder verwijzing naar het Haviltex-criterium heeft het hof uit e-mailcorrespondentie afgeleid dat beide partijen al bij aanvang van de onderhandeling zich ervan bewust waren dat werknemer aanspraak kon maken op de wachtgeldregeling. Uit de eveneens in de e-mailcorrespondentie opgenomen schadeberekening van werknemer, kon werkgever volgens het hof bovendien afleiden dat werknemer afstand heeft gedaan van het wachtgeld.
Hof Arnhem-Leeuwarden 13 november 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9842