Vanaf 1 januari 2020 zal de positie van de oudere werknemer in het ontslagrecht verder worden verzwakt. Daaraan liggen twee omstandigheden ten grondslag:
1) De tijdelijke regeling transitievergoeding voor vijftigplussers komt te vervallen;
2) De versobering van de transitievergoeding door de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).
Vooral 55- plussers blijken het moeilijk te hebben op de arbeidsmarkt. De meesten onder hen stromen na afloop van hun WW- uitkering niet door naar werk. Voorts bestaan er veel vooroordelen over de oudere werknemer. Oudere werknemers zouden vaker ziek zijn, minder productief zijn en eerder willen stoppen met werken. Ook zouden ze niet beschikken over de juiste kennis. Uit onderzoek blijkt evenwel dat oudere werknemers zich minder vaak ziek melden dan hun jongere collega’s. Ook hebben ze in de loop der jaren veel kennis en ervaring opgedaan waardoor veel parate kennis aan jongere collega’s kan worden overgedragen. Bovendien is het feitelijk onjuist dat oudere werknemers minder productief zouden zijn dan jongere werknemers. Uit onderzoek blijkt dat oudere werknemers gemiddeld zelfs slechts een half uur per dag niet productief zijn en dit voor jongere werknemers gemiddeld voor twee uur per dag geldt.
Ook door de invoering van de in de WAB voorgestelde cumulatiegrond (de i- grond),welke het mogelijk maakt om op basis van meerdere onvoldragen ontslaggronden ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken, zal de positie van de oudere werknemer verder verzwakken.
In de nadere memorie van antwoord Wab van 7 mei 2019 heeft minister Koolmees er op gewezen dat de aanpassingen van de transitievergoeding tot doel hebben om de verschillen tussen contractsvormen te verminderen.
Mijn conclusie is dat de positie van de oudere werknemer met de invoering van de Wab in disbalans raakt.