Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene vastgesteld op 45%. Betrokkene was het met dit besluit niet eens en tekende daartegen bezwaar aan. Dit bezwaar werd door Uwv ongegrond verklaard. Ook in beroep haalde betrokkene bij de rechtbank bakzeil. Van een onzorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek was volgens de rechtbank geen sprake. De rechtbank zag evenmin aanleiding te oordelen dat de beperkingen van betrokkene waren onderschat. Ook ontbrak volgens de rechtbank een objectieve onderbouwing dat betrokkene al op de datum in geding depressieve klachten had. Voorts waren tegen de geduide functies geen specifieke gronden gericht. Betrokkene ging in hoger beroep. Ook dat ging onderuit. De in hoger beroep aangevoerde gronden bleken grotendeels een herhaling van zetten. De Raad zag met de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv. De uitspraak van de rechtbank werd daarom bevestigd.