Voorzieningenrechter schorst concurrentiebeding onder voorwaarden De voorzieningrechter in de Rechtbank Den Haag deed eind februari 2019 uitspraak in kort geding over een concurrentiebeding. Werknemer was sinds begin 2014 werkzaam binnen de beveiligingsbranche. Op 15 november 2018 nam hij ontslag om in dienst te treden bij een grote concurrent in Barcelona. Het betreft zeer specialistische werkzaamheden waarvoor werknemers over zeer specialistische kennis en ervaring moeten beschikken. Werknemer vraagt in kort geding schorsing van het concurrentiebeding. De ex-werkgeefster is onder andere van oordeel dat werknemer vanuit zijn functie over specifieke bedrijfsgevoelige kennis en ervaring beschikt ten gevolge waarvan zij door de overstap in haar bedrijfsdebiet zal worden geschaad. De kantonrechter acht dit standpunt evenwel onvoldoende onderbouwd. Zij schorste het concurrentiebeding onder de voorwaarde dat werknemer gedurende een jaar na uitdiensttreding op straffe van een dwangsom geen contact met klanten van ex-werkgeefster zal opnemen. Voorts heeft de kantonrechter bepaald dat partijen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis schriftelijk dienen vast te leggen om welke klanten het gaat. https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:4609
Commentaar
De kantonrechter heeft in het vonnis ondermeer overwogen dat het concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever te beschermen en dat het geen bescherming biedt tegen het vertrek van een opgeleide en ervaren werknemer en tegen indiensttreding van die werknemer bij een concurrent van de oude werkgever. Van aantasting van het bedrijfsdebiet bij overstap van een werknemer naar de concurrent kan ondermeer sprake zijn indien de betrokken werknemer door zijn functie op de hoogte is van essentiële, relevante, commerciële en technische informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis t.b.v. zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag bij de oude werkgever in het voordeel is. Zie in dit verband Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24 juli 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6776. Merkwaardig in de situatie van de Rechtbank Den Haag is dat onbetwist tussen partijen vast stond dat het ging om zeer specialistische werkzaamheden waarvoor werknemers over zeer specialistische kennis en ervaring moeten beschikken, maar dat anderzijds de rechter heeft overwogen dat de ex-werkgever dit onvoldoende had onderbouwd. https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2018:6776