Het wezen van een vaststellingsovereenkomst is om een einde aan het geschil tussen partijen te maken. Vanwege dit uitgangspunt is de vaststellingsovereenkomst ook voor partijen bindend, als deze van een tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken (artikel 7:900 lid 1 BW). Dit neemt niet weg dat een vaststellingsovereenkomst kan worden vernietigd op grond van wilsgebreken. Daarbij moeten we denken aan dwang, dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beoordeelde recentelijk een interessante kwestie over de mogelijkheid tot aantasting van een vaststellingsovereenkomst waarmee er een einde aan een dienstverband was gekomen. Het hof overwoog dat het karakter van de vaststellingsovereenkomst zich niet verzet tegen vernietiging op grond van dwaling indien de wederpartij (in dit geval werknemer) bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst onjuiste informatie heeft verstrekt of relevante informatie voor zich heeft gehouden. In dit geval bleek ruim twee jaar na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst dat werknemer gedurende vele jaren ernstig had gefraudeerd.
ECLI: NL:GHARL:2018:7327
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2018:7327
Bron: Pavel Vaschenkov/shutterstock.com