Een werkneemster, heeft bij haar indiensttreding Stockholm als standplaats. Twee jaar later wordt een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten en is haar standplaats Eindhoven. Bij brief van 30 mei 2017 wijzigt haar werkgeefster, Ryanair, deze standplaats met ingang van 1 juli 2018 in Dublin. Werkneemster stemde daar niet mee in. Daarop werd ze door Ryanair uitgenodigd voor een bespreking op 30 juni 2017. Ze liet verstek gaan en evenmin is ze in Dublin gaan werken. Vervolgens werd ze op staande voet ontslagen.
De kantonrechter acht Iers recht van toepassing en het ontslag geldig.
Het hof interpreteert artikel 8 lid 4 Rome I Verdrag en stelt vast dat er onder deze omstandigheden geen nauwere band met Ierland is dan met Nederland. Ook biedt het Nederlandse recht werkneemster meer bescherming dan het Ierse nu werkneemster naar Ierse recht bij ontslag op staande voet geen rechtstreeks beroep op de rechter kan doen. Het hof achtte, anders dan de kantonrechter, naar Nederlands recht geen dringende reden aanwezig.
Zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 5 juli 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2826
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2018:2826