Per 1 juli 2015 bestaat er niet meer de mogelijkheid om in bepaalde gevallen te kiezen om een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te bewerkstelligen via een UWV procedure of via de kantonrechter. Vanaf die datum moeten beëindigingen op basis van bedrijfseconomisch, bedrijfsorganisatorisch en langdurige arbeidsongeschiktheid worden voorgelegd aan het UWV en ontslagen die betrekking hebben op (dis)functioneren en andere in de persoon van de werknemer gelegen redenen (zoals een verstoorde arbeidsverhouding) aan de kantonrechter worden voorgelegd.
Bij een procedure via het UWV zal een afhandelingstermijn van vier weken gaan gelden en na afgifte van een ontslagvergunning zal deze vier weken geldig blijven. Bij een ontbindingsprocedure via de kantonrechter moet de behandeling van het verzoekschrift binnen vier weken starten.
Partijen kunnen in het nieuwe ontslagrecht in hoger beroep en cassatie tegen de beslissing van het UWV en ook de beschikking van de kantonrechter. Het hoger beroep heeft geen schorsende werking van de eerdere beslissing van het UWV of de kantonrechter. Indien uiteindelijk in hoger beroep wordt geoordeeld dat de toestemming van het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen of de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonontbinding ten onrechte is toegewezen, kan de rechter op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst herstellen of een vergoeding ten laste van de werkgever opleggen. De rechter bepaalt het tijdstip van het herstel van de arbeidsovereenkomst en bepaalt ook de gevolgen van de mogelijke onderbreking in het dienstverband en of een eventueel door de werkgever al uitbetaalde transitievergoeding door de werknemer moet worden terugbetaald aan de werkgever.