Het instellen van bezwaar of beroep betekent niet dat het ontslagbesluit daarmee ook wordt geschorst. Dit heeft weer verstrekkende gevolgen voor de rechtspositie van een ambtenaar. Stel: een ambtenaar krijgt te maken met een disciplinair ontslag en zijn salaris is tijdens de bezwaarprocedure stopgezet. Het kan lang duren voordat een ambtenaar een besluit krijgt van het bevoegde gezag. In de meeste gevallen zal er tijdens bezwaar een adviescommissie worden ingesteld waardoor de beslistermijn minimaal twaalf weken zal worden. Een ambtenaar kan in zo’n geval een spoedeisend belang hebben dat het ontslagbesluit wordt geschorst, omdat hij anders zonder inkomen zit. Een ambtenaar kan in zo’n geval de president van de rechtbank vragen een voorlopige voorzieningsprocedure op te starten.
De president van de rechtbank kan een maatregel nemen voor de duur van de bezwaartermijn. Dit is wel een maatregel met een voorlopig karakter. Mocht het bevoegd gezag of een rechter tot een andere beslissing komen, dan vervalt de uitspraak van de president. Een voorlopige voorziening kan ervoor zorgen dat een ambtenaar tijdens de bezwaar- of beroepsprocedure recht blijft houden op een inkomen.
Een voorlopige voorziening tijdens bezwaar ingesteld blijft beperkt tot die bezwaartermijn. Bij een eventuele daaropvolgende beroeps- en hoger beroepsprocedure kan steeds weer een voorlopige voorziening worden ingesteld. Tegen de uitspraak van de president staat geen hoger beroep open.
Het kan zijn dat het bevoegd gezag de beslistermijn onnodig oprekt waardoor een ambtenaar ernstig benadeeld kan worden. Een ambtenaar heeft in dit geval middelen om een beslissing van het bevoegd gezag af te dwingen. Zo kan het bevoegd gezag in gebreke worden gesteld en kan er een dwangsom worden geëist bij het uitblijven van een beslissing (zie hoofdstuk bestuursrecht).