Een ambtenaar die ontslagen wordt, heeft in principe recht op een WW-uitkering. Om in aanmerking te komen voor een WW-uitkering is het onder andere van belang dat het ontslag u zelf niet is aan te rekenen. Naast een WW-uitkering kan een ambtenaar nog recht hebben op een bovenwettelijke uitkering. De bovenwettelijke uitkering bestaat uit een aanvullende en een aansluitende uitkering. De hoogte van de uitkering hangt af van de reden van ontslag van een ambtenaar.
De aanvullende uitkering is een extra uitkering die een ambtenaar standaard krijgt bovenop een WW-uitkering. Dit betekent ook dat ambtenaren een lagere ontslagvergoeding krijgen, omdat ambtenaren door hun rechtspositie al meer WW-uitkering ontvangen dan een gewone werknemer. De hoogte van de uitkering verschilt per sector en is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder leeftijd en diensttijd. De aanvullende uitkering loop net zo lang als de WW-uitkering.
De aansluitende uitkering is een uitkering waar een ambtenaar recht op heeft na afloop van een aanvullende uitkering. Om in aanmerking te komen voor een aansluitende uitkering moet een ambtenaar recht hebben op een WW-uitkering. Ook is een specifieke ontslagreden vereist, bijvoorbeeld reorganisatie, arbeidsongeschiktheid en andere gronden. Ook hier is de duur van de uitkering afhankelijk van verschillende factoren, waaronder leeftijd en diensttijd.
Naast de bovenwettelijke voorzieningen kan een ambtenaar nog recht hebben op een na-wettelijke vergoeding. De hoogste ambtenarenrechter, de Centrale Raad van Beroep, heeft hiervoor een aantal voorwaarden ontwikkeld die in het volgende hoofdstuk zullen worden besproken.