Ontslag op staande voet is het meest drastische middel voor de beëindiging van een dienstverband. De gevolgen van een rechtsgeldig ontslag op staande voet zijn voor de werknemer meestal ingrijpend. Het dienstverband wordt met onmiddellijke ingang beëindigd en vaak is er geen recht op een WW- uitkering. Voorbeelden van dringende redenen die ontslag op staande voet zouden kunnen rechtvaardigen zijn voor werkgevers opgesomd in artikel 7: 678 BW en voor werknemers in artikel 7: 679 BW.
Sinds de inwerkingtreding van de Wwz in 2015 is buitengerechtelijke vernietiging van de opzegging niet meer mogelijk. Alleen de rechter kan de opzegging vernietigen. De werknemer kan twee acties instellen:
1) Vernietiging van de opzegging verzoeken;
2) Een billijke vergoeding verzoeken.
De vervaltermijn voor het instellen van deze acties is twee maanden. Daaraan wordt blijkens de rechtspraak strikt de hand gehouden.
De rechter kan, in hoger beroep indien deze tot het oordeel komt dat de kantonrechter ten onrechte de vernietiging van de opzegging heeft afgewezen:
1) De werkgever veroordelen om de arbeidsovereenkomst te herstellen of:
2) Aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen.
Ontslag op staande voet dient onverwijld te worden gegeven. Volgens de rechtspraak dient hierbij voortvarend te worden gehandeld. Voorts is van belang dat de ontslagreden deugdelijk wordt vastgelegd.
Persoonlijke omstandigheden van werknemer, zoals de duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag voor werknemer, kunnen bij de beoordeling van de dringende reden een rol spelen. Ook is van belang dat ontslag op staande voet geldt als ultimum remedium. In veel gevallen kan worden volstaan met een lichtere sanctie, zoals bijvoorbeeld een schriftelijke waarschuwing.
Tot slot: de hoogte van de billijke vergoeding wegens onterecht gegeven ontslag op staande voet wordt met name bepaald aan de hand van de lengte van het dienstverband, indien niet tot ontslag op staande voet zou zijn overgegaan.