Ontbinding arbeidsovereenkomst secretaresse advocatenkantoor:

Terug naar overzicht

say no more!

Een secretaresse trad op 1 april 2012 in dienst bij een groot en bekend advocatenkantoor. Op 12 juli 2019 verscheen ze onaangekondigd niet op haar werk. Nadat zij ook op 15 juli 2019 niet op het werk verscheen, heeft werkgever de loonbetalingen met ingang van 12 juli 2019 gestaakt. Werkgever heeft vervolgens uit persberichten begrepen dat de secretaresse in hechtenis was genomen op verdenking van het ernstig mishandelen van een deurwaarder. Die verdenking bleek niet onterecht. De Rechtbank Overijssel veroordeelde haar bij vonnis van 21 november 2019 tot een gevangenisstraf van vier jaar voor het medeplegen van poging tot doodslag tegen de deurwaarder en het medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen een advocaat. Dit betrof een doodsbedreiging tegen de advocaat die werkneemster en haar echtgenoot in een civiele procedure bijstond. Van deze veroordeling heeft werkneemster werkgever niet op de hoogte gesteld. Werkgever heeft een ontbindingsverzoek ingediend. Primair werd ontbinding verzocht wegens verwijtbaar handelen van werkneemster (de e-grond), subsidiair wegens een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie (de g-grond), meer subsidiair andere gronden (de h-grond) of een combinatie van omstandigheden (de i-grond). Voorts heeft werkgever verzocht om te bepalen dat geen transitievergoeding aan werkneemster verschuldigd is.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst op de h-grond (andere gronden) ontbonden. De kantonrechter heeft daarvoor drie omstandigheden gegeven. In de eerste plaats dat werkneemster door de strafrechter is veroordeeld voor  ernstige strafbare feiten. Ten tweede heeft de kantonrechter van belang geacht dat werkgever vreest dat zijn goede naam wordt aangetast door het handelen van werkneemster. Die vrees achtte de kantonrechter gerechtvaardigd. Ten derde nam de kantonrechter in het oordeel mee dat werkgever heeft gesteld dat er onder het overige personeel van werkgever een gevoel van verontwaardiging en onveiligheid heerste als gevolg van het strafbaar handelen van werkneemster. Al met al was terugkeer van werkneemster op de werkvloer volgens de kantonrechter niet wenselijk. Tot slot heeft de kantonrechter bepaald dat werkgever wegens ernstig verwijtbaar handelen van werkneemster geen transitievergoeding verschuldigd is.

Commentaar:

Werkgever heeft diverse gronden aangevoerd die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst  zouden kunnen rechtvaardigen. De meest voor de hand liggende grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst is naar mijn mening in deze situatie de h-grond, zoals deze door  de kantonrechter is toegepast.